Samenwerkend leren

Uit onderwijsconceptenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Samenwerkend leren

Wat is het? Veel opvattingen over het leren van leerlingen zijn gericht op het leren van individuele leerlingen. De opvatting achter samenwerkend leren en een sociaal-interactieve leeromgeving is dat het leren krachtiger kan zijn wanneer de docent de leerlingen in staat stelt om regelmatig met elkaar te overleggen en elkaars expertise te benutten. Ook binnen het constructivisme, waar de klemtoon wordt gelegd op de actieve leerder, wordt duidelijk gemaakt dat het actieve leren aan kracht kan winnen wanneer er aandacht is voor de samenwerking tussen leerlingen. Zo blijkt uit het promotieonderzoek van De Jong, begin jaren negentig, dat de sociaal-interactieve leeromgeving een van de krachtigste voor leerlingen blijkt. Een van de meest plausibele redenen daarvoor is dat het leren sterk verbetert als je gedwongen wordt je gedachten onder woorden te brengen en je daar reacties op krijgt. Er zijn studies waarbij hardop verwoorden, in vergelijking met stil werken, sterk ten gunste van het eerste uitvalt.

Op basis van deze inzichten creëert de docent een leeromgeving waarin leerlingen regelmatig met elkaar of met de docent in discussie zijn, in allerlei vormen van samenwerkend leren. Dat kan door het in de klas vormgeven van structuren van samenwerkend leren tussen leerlingen (en dat zijn er bijzonder veel). Daar horen ook vormen van rolwisselend onderwijzen bij (hierbij treedt de leerling tijdelijk op als docent voor andere leerlingen). Ook is te denken aan vormen van het onderwijsleergesprek tussen docent en leerlingen of tussen leerlingen onderling, of aan vormen van coachen. De docent is daarbij een actieve partner voor leerlingen, die zijn samenwerking aanbiedt (en samenwerking vraagt). Ook de benadering van Vygotsky heeft alle kenmerken van een sociaal-interactieve leeromgeving.

Hoe ermee om te gaan? Uit een grote verscheidenheid aan onderzoek blijkt dat samenwerking tussen leerlingen niet vanzelf gaat. Die dient gestimuleerd te worden. Ook een goed onderwijsleergesprek is niet zomaar gerealiseerd. Dat dient te worden opgebouwd: Allereerst blijkt dat de sfeer in de klas veilig moet zijn. Zonder die veilige sfeer is het niet mogelijk om op een vrije manier met elkaar een interactie aan te gaan. Als bijvoorbeeld iemand gepest wordt, is het voor die persoon onmogelijk om nog iets te leren (hooguit afleren is dan mogelijk). Elke vorm van samenwerkend leren tussen leerlingen moet voldoen aan vijf sleutelbegrippen: Positieve wederzijdse afhankelijkheid: de opdracht is zo geformuleerd dat leerlingen elkaar nodig hebben voor een goed resultaat. Individuele aanspreekbaarheid: elk groepslid is aanspreekbaar op de eigen inbreng in de groep en op het gehele groepsresultaat en kan dus op beide facetten aangesproken worden. Directe interactie: de inhoud van de opdracht nodigt uit tot interactie en de opstelling is bevorderlijk voor die interactie. Sociale vaardigheden: elkaar leren kennen en elkaar vertouwen; helder en duidelijk communiceren (waaronder luisteren); elkaar accepteren en ondersteunen; problemen effectief oplossen. Aandacht voor het groepsproces: een samenwerkingsopdracht wordt regelmatig gevolgd door een nabespreking over de inhoud en het proces.

Met name de eerste drie sleutelbegrippen zijn in het begin cruciaal. Waarom zouden leerlingen aan samenwerkend leren beginnen als ze niets voor elkaar kunnen betekenen? In een boek van Sebo Ebbens en Simon Ettekoven (Samenwerkend leren, praktijkboek) worden deze begrippen en bijbehorende samenwerkingsvormen uitgewerkt: Uit ander onderzoek blijkt dat er twee manieren zijn om samenwerkend leren te stimuleren, afhankelijk van wat de docent beoogt. De eerste manier is het sterk structureren van de verschillende vormen van samenwerkend leren. Dat blijkt zeer effectief bij het stimuleren van het ‘lagere orde leren’. De andere is om veel interactie in de groep te stimuleren. Dat blijkt zeer effectief (bij taakgericht gedrag) voor het stimuleren van het ‘hogere orde leren’. Voor andere vormen van samenwerking (zoals het onderwijsleergesprek of rolwisselend onderwijzen) gelden dezelfde sleutelbegrippen. Uit ander onderzoek (van Salomons en Perkins) blijkt dat samenwerkend leren op vier verschillende manieren vorm kan krijgen. De eerste benadering is dat de groep het leren van individuele leerlingen kan stimuleren. Het leren van het individu staat centraal en medeleerlingen helpen daarbij. Er is sprake van een cognitieve benadering. De tweede benadering beschouwt het individu en de medeleerlingen als één leersysteem. De leerling is nu lid van een groep. Deze benadering gaat ervan uit dat mensen sociale wezens zijn en dat het denken zich sterk in aanwezigheid van anderen ontwikkelt: cognitie en motivatie zijn niet te scheiden van de sociale context. Kennis wordt in deze benadering met elkaar geconstrueerd. Er is sprake van een situatieve, deelname-georiënteerde benadering. De derde benadering bestaat eruit dat tijdens het samenwerken niet alleen cognitief wordt geleerd, maar dat er tegelijkertijd ook ‘culturele’ kennis en gereedschap van die cultuur worden aangereikt. Dat gebeurt meer impliciet wanneer leerlingen tegen elkaar zeggen dat je zoiets niet doet. De leerder kan dan meer. Maar tegelijkertijd heeft dat invloed op het perspectief van de leerder, de manier waarop het gereedschap de wereld representeert. Deze benadering wordt gerealiseerd in de theorie van Vygotsky. Het gaat om een combinatie van de cognitieve en de situatieve benadering. De vierde benadering stelt dat ook gemeenschappen kunnen leren. Te denken valt aan gezinnen, maar ook aan klassen, of aan lerende organisaties. Deze benadering gaat ervan uit dat er geleerd kan worden van de kennis die verspreid is over de individuen met een gemeenschappelijke kern. Het gaat hier om een organisatie-leren-benadering.

Relevantie voor de onderwijspraktijk De hier vermelde inzichten zijn relevant voor de onderwijspraktijk. De hoofdreden is dat een grote verscheidenheid aan onderzoek aantoont dat samen leren bijzonder effectief is; vaak effectiever dan alleen leren. In vrijwel alle onderzochte studies blijkt dat situaties waarin samenwerkend leren centraal staat, de gemiddelde samenwerker (aanzienlijk) beter presteert dan de leerling in een competitieve of een individuele setting. Verder blijken leerlingen meer hogere orde leren te vertonen, vaker nieuwe ideeën en oplossingen te ontwikkelen, blijkt een grotere transfer van wat er geleerd was naar nieuwe situaties en blijken leerlingen sociaal vaardiger te zijn. Bovendien is het zo, dat er in een samenleving per definitie samen wordt geleefd en gewerkt, ook al is dat niet altijd zichtbaar of wordt dat niet altijd gewenst. Zo blijkt uit onderzoek naar eisen bij solliciteren dat de inschatting dat iemand samen kan werken vaak bepalend is voor het aannemen van iemand (uiteraard naast andere vaardigheden die nodig zijn voor de betreffende functie).

Bronnen Samenwerkend leren kent een groot aantal bronnen: Een overzicht van onderzoeksresultaten en belangwekkende literatuur staat beschreven in de tweede reflectie van het boekje Samenwerkend leren van Sebo Ebbens en Simon Ettekoven (Uitgever: Wolters Noordhoff, 2005). Een aantal denkers over samenwerkend leren heeft een eigen website. De website van Spencer Kagan is: www.KaganOnline.com. (zie ‘free articles’). Een meer algemene website over samenwerkend leren is die van de International Association for Study of Cooperation in Education: www.iasce.net. Zie met name het onderdeel ‘resources’ voor een verwijzing naar een groot aantal websites. Op de website van APS vindt u filmpjes over allerlei leerconcepten. www.aps.nl typ bij de zoekfunctie het leerconcept in dat u zoekt. Voor verder zoeken zie een van de zoekprogramma's, bijvoorbeeld Google en zoek naar ‘samenwerkend leren’, ‘samenwerkende leerlingen’ (of het Engelse equivalent: ‘cooperative learning’). Dan verschijnt een groot aantal websites.

Relaties met andere theorieën/inzichten Er is veel relatie met andere theorieën. Denk aan ontwikkelingsgericht onderwijs, dat de belangrijke elementen uit deze theorie ondersteunt. Ook is er een relatie met actief leren, leren 1 en leren 2, met natuurlijk leren, met taal leren en met leren als groep. Zij maken allemaal gebruik van elementen uit het sociaal constructivisme.(zie ook artikel over ‘pragmatisch constructivisme’ onder de categorie ‘Leertheoriën”).