Probleemgestuurd leren met denklessen

Uit onderwijsconceptenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Probleemgestuurd leren met denklessen

Wat zijn het? Denklessen zijn probleemgestuurde activiteiten. Het lesmateriaal maakt vooral gebruik van problemen die ontleend zijn aan het leergebied Mens en Natuur. Het totale programma bestaat uit 30 activiteiten die problemen aanbieden in een effectieve volgorde en vorm. Tussen de denklessen bestaat samenhang in denkpatroon en denkniveau. Aanbevolen wordt de denklessen in een bepaalde volgorde te doen. Maar als daarvoor niet voldoende tijd beschikbaar is, kan ook een keuze worden gemaakt bepaalde denkpatronen niet of minder te doen.

Maar om het uiteindelijke doel: het ontwikkelen van denkvaardigheden, een hoger abstractieniveau en een kritische coöperatieve houding te bereiken, biedt een lang traject van geleidelijke oefening meer kans van slagen dan een gecomprimeerd en geconcentreerd programma.

Elke activiteit is ontworpen voor leseenheden van ongeveer 75 minuten. Bij een afwijkende duur van een lesuur, kan de activiteit anders worden ingedeeld.


Een voorbeeld: voorraadkast Kijk naar de verzameling blikjes en pakjes die in de klas staan. Je moet ze zo indelen dat je ze allemaal in de vakken van de voorraadkast op de tekening kunt zetten.


Verzin voor de vier lege vakken een etiket. ! (Etiketten met namen als ‘Rest’ of ‘Diversen’ zijn niet toegestaan.)


Teken of schrijf daarna de namen van de blikjes en pakjes in het goede vak.



Vergelijk jouw indeling van de voorraadkast met die van de anderen van je groepje: Welke verschillen in indeling zijn er? Welke artikelen kon je erg moeilijk classificeren? Hoe kwam dat? Wat heb je toen gedaan? Wie van jullie heeft een indeling gemaakt die echt anders is dan de rest? Waarin verschilt die indeling?

Hoe gaan de denklesactiviteiten? Leerlingen werken in groepjes aan een probleem behorend bij een denkpatroon. De denkpatronen die in denklessen geoefend worden, zijn: controleren en uitsluiten van variabelen; classificeren en ordenen van objecten en eigenschappen; werken met verhoudingen en evenredigheden; toepassen van regels van waarschijnlijkheid; compensatie; onderzoeken van correlatie; hanteren van verklaringsmodellen. Deze denkpatronen worden in veel vakken toegepast.

Leerlingen reflecteren voortdurend op het doorlopen denkproces en maken daarbij gebruik van de onderlinge samenwerking. Niet de oplossing van het aangeboden probleem is het doel, maar de weg naar een oplossing. De gebruikte werkvormen en de passende docentvaardigheden bevorderen samenwerken en de reflectie. De leerlingen werken niet resultaatgericht, maar procesgericht. Daarom zijn er voor denklessen geen proefwerken of andere toetsen.

De didactiek van het programma is gebaseerd op vijf pijlers. In elke denkles komen de vijf pijlers van de didactiek aan de orde. Een denkles doorloopt de volgende fasen: Een starter en een (klassikale) introductie van het probleem van de les: pijler 1 concrete voorbereiding. Pijler 2: een cognitief conflict. In (kleine) groepen werken aan een probleem met behulp van werkbladen (pijler 3: constructief groepswerk). Reflectie op de resultaten en/of het leerproces (pijler 4: reflectie). Afsluiting met een activiteit gericht op transfer en toepassing (pijler 5: transfer en toepassing).

Verder is de denkles doorspekt met activerende werkvormen, samenwerkingsvormen, breinvriendelijke interventies waarbij rekening wordt gehouden met de theorie van de meervoudige intelligentie van Gardner.

De rol van de docent Een docent die de denklestraining volgt, wil het volgende leren: Leerlingen probleemgestuurd aan het werk zetten. Interactie bij het leren stimuleren. Zichtbaar maken van het denkproces van de leerlingen. Leerlingen interesseren voor het eigen denkproces en dat van een medeleerling. Leerlingen effectiever laten samenwerken. Leerlingen laten reflecteren op het resultaat en het proces daarheen. De leeromgeving ‘breinvriendelijk’ inrichten. Uitbreiding van de didactische en pedagogische bagage. De transformatie van ‘allesweter’ naar ‘coach’ van leerders. Verschillen in leerstijl en intelligenties van leerlingen benutten. De didactiek en pedagogiek die bij Denklessen horen, maken een belangrijk deel uit van zijn of haar rol. De docenten krijgen hiervoor een training.

Docenten leren hierbij van elkaar en van lesbezoeken van de denklestrainer. Het gebruik van video-opnamen maakt deel uit van deze training.

Relevantie voor de onderwijspraktijk Een school die denklessen opneemt, heeft een onderwijsconcept met onder andere de volgende kenmerken: Een probleem is een starter voor leren. Leren is een sociale activiteit: Leren doe je samen, waarbij je gebruikmaakt van elkaars kwaliteiten. Reflecteren is een kernactiviteit. Verschillen mogen er zijn: er is erkende ongelijkheid. Het leerproces is minstens zo belangrijk als het leerresultaat. De docent is aanjager, coach en mentor.

Bronnen Thinking Science, (Philip Adey, Michael Shayer and Carolyn Yates). The Publisher is Nelson-Thornes – (ISBN – 0174386737). Shayer, M., Küchemann, D.E., and Wylam, H. (1976). The distribution of Piagetian stages of thinking in British middle and secondary school children. British Journal of Educational Psychology, 46, 164-173. Shayer, M., and Wylam, H. (1978). The distribution of Piagetian stages of thinking in British middle and secondary school children. II - 14- to 16- year olds and sex differentials. British Journal of Educational Psychology, 48, 62-70. Shayer, M., Adey, P.S., and Wylam, H. (1981). Group tests of cognitive development – ideals and a realisation. J. Res. Science Teaching 18, (2), 157-168. Shayer, M. and Adey, P.S. (1981). Towards a Science of Science Teaching. London: Heinemann.


Hersenwerk in de klas. Robin Fogarty, ISBN 90-6607-320-9 Te bestellen via www.aps.nl/publicaties

Teen Self Discovery. Doc Childre, Planetary. Isbn 1 879052 36 9